Woonprojecten - sociale mix
Werd deze regel ondertussen al toegepast in Gent? Zo ja, hoeveel maal en bij welke projecten? Wat zijn de reacties van de bouwsector op deze maatregel?
Sami Souguir
Fractievoorzitter
Antwoord:
Bij de voorbesprekingen van geplande projecten waarin minstens 50 wooneenheden worden voorzien, wordt de initiatiefnemer van in het begin erop gewezen dat wij die regel hebben, dus de 50-20 regel zoals wij die noemen.
Wij stellen altijd voor dat de initiatiefnemer zelf contact opneemt met de sociale huisvestingsmaatschappijen omdat dit uiteraard toch wel een beetje een beslissing is tussen twee private partijen, zijnde enerzijds de sociale huisvesting en anderzijds de ondernemer, en waar wij ons zo weinig mogelijk willen in moeien. Maar wij treden zeer graag op als coördinator, zowel voor de één als voor de ander, en dat wordt ook dikwijls gevraagd. En ook vanuit de Dienst Wonen, dus niet alleen vanuit de Dienst Stedenbouw, maar ook vanuit de Dienst Wonen wordt dit begeleid.
Het doel is uiteraard dat het voor beide partijen een win-win situatie wordt.
Dergelijke werkwijze werd toegepast in het project Daskalides op de Acec-site en in een project op de Hundelgemsesteenweg.
Dergelijke grootschalige projecten kunnen - omdat de wetgeving ons niet altijd toelaat om op gelijk welke manier te gaan werken - dus die grootschalige projecten kunnen ofwel via een verkavelingaanvraag, dan kan er een specifiek stuk worden toegewezen aan de huisvestingsmaatschappij, of via de traditionele stedenbouwkundige vergunningsaanvraag.
Bij voorbesprekingen van beiden wordt zoals ik al zei iedere keer die regel meegegeven en op basis daarvan zijn er toch nu ook al een aantal recente verkavelingen op vraag van de stad voorzien van die 50-20 regel. Voorbeelden daarvan zijn bijvoorbeeld de verkaveling in De Lange Velden waar men nu aan het bouwen is, site D’hooghe waar men zal starten met te bouwen, de Waterkluiskaai waar de verkaveling is afgerond waar ook dit specifiek afgebakend is voor de sociale huisvesting, en Wolfput.
Een aantal daarvan dateert nog van 2007 en daar zal u natuurlijk niet de 50-20 regel hebben, maar de 100-20 regel, omdat we toen nog het principe hadden van vanaf 100 woningen.
Dan zijn er ook nog een aantal ruimtelijke uitvoeringsplannen waar die beleidskeuze is verankerd - en dat was voor de omzendbrief van de minister dat dit niet mocht. U herinnert zich dat we - en bijvoorbeeld in het RUP van Asberghe-Van Oost staat dit in het ruimtelijk uitvoeringsplan ingeschreven. Nu, met het nieuwe decreet zullen we het in de toekomst weer mogen doen. Dus de RUP’s die nu op stapel staan, bijvoorbeeld die rond het Rabot aan de FNO-site, daar gaan we het dan ook in het RUP inschrijven, zodanig dat het effectief ook afdwingbaar is.
Eigenlijk moet ik zeggen dat vanuit de bouwsector, vanuit de private ondernemer er in het begin wel wat weerstand was, maar dat die weerstand stilaan aan het verdwijnen is omdat wij niet meer de enige zijn die dit toepassen, maar dat het op heel veel plekken gebeurt in Vlaanderen.
Het enige wat de bouwsector dikwijls aankaart is de ongelijke snelheid voor de realisatie. Door allerlei procedures en regels waar de huisvestingsmaatschappijen mee geconfronteerd worden, hebben we soms een ongelijke snelheid tussen de ontwikkeling van de private ontwikkelaar en daarnaast de huisvesting. Een mooi voorbeeld is Het Volk. Dat is één van de eerste waar we dit principe hebben toegepast. De woningen staan er al heel lang en daar is eigenlijk de sociale huisvesting nog altijd niet gerealiseerd en dat is niet door de onwil noch van de één noch van de andere, maar door de vele procedures die daar tussen komen.
De regel wordt ook omgekeerd toegepast. Dus vanaf 50 sociale woningen ook die 20 %, maar dit enkel bij nieuwbouw, niet bij de vervangingsbouw. Dit is ook omdat de VMSW het daar niet mee eens is, omdat zij van het uitgangspunt vertrekken: deze gronden zijn ooit verkocht of ter beschikking gesteld of wat dan ook voor sociale huisvesting, dus daar kan geen private huisvesting meer komen.
Waar we zelf ontwikkelen doen we het natuurlijk ook. Een voorbeeld van de omgekeerde richting is de Hogeweg, waar toch oorspronkelijk 100 % sociale woningen, maar door die herverkaveling die we hopelijk straks zullen goedkeuren hier in de gemeenteraad gaan we daar toch ook een stukje private woningen inbouwen. Maar die worden dan gerealiseerd door het SOB.
Een ander project is Wolfput waar – ik mag geen namen noemen – maar waar een sociale huisvestingsmaatschappij ook woningen bouwt en waar op de 300 er ongeveer 100 ook aan een private ontwikkelaar zullen worden opgelegd.
Dus kort samengevat: eigenlijk werkt de regel wel en door de regel kunnen we veel meer sociale woningen gaan organiseren. Maar het blijft toch nog altijd moeilijk om binnen het carcan van de wetgeving te werken.
Karin Temmerman
Schepen van Stadsontwikkeling, Mobiliteit en Wonen